Die dag in maart 1994 begon zoals gewoonlijk voor Juan Carlos Morán Menjivar. Hij was toen 5 en woonde in Chalatenango, een plattelandsgebied in El Salvador. Hij werd vroeg wakker, maakte zijn bed op, kleedde zich aan en – terwijl zijn moeder het ontbijt klaarmaakte – ging hij naar buiten om met zijn broers en zussen te spelen. Maar die dag veranderde het leven van Juan Carlos plotsklaps toen hij op een landmijn stapte die verborgen lag tussen het gras en de stenen achter het huis. Door de explosie werd hij in de lucht gekatapulteerd.
De burgeroorlog in El Salvador begon in 1979 en duurde 12 jaar. Tijdens deze oorlog werden extreme gewelddaden gepleegd, zowel door de militaire regering als door de strijdende guerillagroepen. Tijdens het conflict was er sprake van doodseskaders, kindsoldaten werden gerekruteerd en de mensenrechten werden ontelbare keren met de voeten getreden. De vredesonderhandelingen door de Verenigde Naties resulteerden in het akkoord van Chapultepec in 1992. Ondanks het einde van het conflict, bleven ongeëxplodeerde landmijnen een groot risico vormen voor miljoenen mensen.
“Toen ik mijn ogen opende, zag ik dat mijn moeder aan het huilen was. Ik zei haar dat ze niet moest wenen, dat alles goed zou komen. Mijn lichaam was nog verdoofd. Ik voelde noch mijn handen, noch mijn voeten. Ik wou bewegen, maar het ging niet.”
Juan Carlos werd overgebracht naar het kinderziekenhuis van San Salvador, waar de dokter hem opereerde en zijn armen en benen amputeerde. Hoewel hij nog maar vijf jaar oud was, begreep hij maar al te goed de ernst van de situatie. “Op dat moment wou ik doodgaan.”
In het ziekenhuis was Karla de Varela, een vertegenwoordigster van UNICEF, de eerste personn, naast het medisch personeel, die naar Juan Carlos toekwam. Ze was verantwoordelijk voor de coördinatie van het ontmijningsprogramma en voor de preventie van ongevallen in het land. UNICEF nam de medische en revalidatiekosten in El Salvador en Mexico op zich, waar hij protheses kreeg waardoor hij opnieuw kon stappen.
Maar andere uitdagingen wachtten op Juan Carlos, toen hij terugkeerde naar Chalatenango. De buren wisten niet hoe ze moesten reageren tegenover een kind dat worstelde om te leren lopen met kunstbenen. Er waren kinderen die hem aanstaarden. Anderen stelden hem honderden vragen. Hij schaamde zich.
“Ik zag mijn broers spelen, maar ik kon niet meedoen. Ik zag ze schrijven, maar ik kon het niet.” Toen zijn ouders hem wilden inschrijven in de basisschool, wou Juan Carlos niet. Hij herinnert zich, dat zijn vader zei: “Mijn zoon, je moet gaan studeren, want als je ouder bent, ga je te maken krijgen met moeilijke situaties. Je moet je altijd in de oren knopen dat je niet minder bent door je handicap. Je hebt hersenen. Je hebt dromen.“
Juan Carlos beëindigde de basisschool en de middelbare school. In 2012 behaalde hij wat hij het allerliefste wou: een diploma rechten aan de Universidad Monseñor Romero.
Juan Carlos is UNICEF dankbaar voor de onmiddellijke interventie in 1994, en de onafgebroken steun die hij kreeg om zich aan te passen aan zijn nieuwe leven.
“UNICEF heeft me opnieuw hoop gegeven. Ik kon mijn leven verderzetten, niet als een invalide, maar als een gewone man. Dankzij hen kon ik mijn leven heropbouwen, mijn handicap vergeten en mijn dromen nastreven.”
Voor andere mensen die voor een zware uitdaging staan, of het nu een fysieke handicap is of andere op het eerste zicht onoverkomelijke moeilijkheden, heeft Juan Carlos een boodschap: “Er zijn altijd obstakels in het leven – klein of groot – en mensen zullen blijven vallen. Maar de moedigen zullen opnieuw rechtstaan. Heb vertrouwen en zet door. En geloof in je dromen.