Toen Rajima, een 10-jarige Rohingya-vluchteling, in augustus 2017 in Bangladesh aankwam, was ze getraumatiseerd, uitgeput en bang. Tasmin, een Bengaals meisje van dezelfde leeftijd dat in de buurt woont, merkte haar meteen op.

‘Toen ik haar familie zag aankomen, voelde ik me zo verdrietig omdat ze helemaal niets hadden,’ vertelt Tasmin. De meisjes begonnen met elkaar te praten en werden onmiddellijk vriendinnen. “Mijn vader stelde haar familie voor bij ons thuis te verblijven, aangezien er op dat moment geen plaats voor hen was in het kamp. Ze zijn een maand bij ons gebleven. Gedurende die periode werden we de beste vrienden.”

Toen Rajima’s familie een plek toegewezen kreeg om een hut te bouwen, kon ze niet langer naar school gaan. Haar ouders hadden haar nodig om te helpen bij het huishouden. Maar Tasmin was vastbesloten om haar vriendin te helpen zodat ze niet achterop zou raken. “Elke dag spreken we af na school. Dan help ik haar om te leren lezen en te schrijven. Ik vind het heel fijn om dat te doen. ” “Als we later groot zijn, willen we dokter worden en samen mensen helpen,” zegt Rajima glunderend. Tasmin knikt instemmend: “Ik wil de Rohingya en het Bengaalse volk helpen”.