1946

"De hoop van de wereld rust op de komende generaties." Met deze woorden riep de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 11 december 1946 op tot de oprichting van het United Nations International Children's Emergency Fund, beter gekend onder de afkorting "UNICEF".

De missie van deze nieuwe organisatie was eenvoudig, maar tegelijkertijd een enorme uitdaging: zorgen voor de overleving van de 20 miljoen kinderen die na de Tweede Wereldoorlog aan hun lot waren overgelaten en hierdoor ook helpen bij de wederopbouw van de door de oorlog verwoeste samenlevingen. 

De organisatie zou alle kwetsbare kinderen zonder onderscheid helpen en hun hoop geven op een betere toekomst.

©UNICEF/UNI281449

Tijdens de eerste jaren van zijn bestaan focuste UNICEF zich vooral op het overleven van kinderen. Deze missie staat tot vandaag nog steeds centraal in onze manier van werken. Zo beoordelen we de noden van een land niet enkel op basis van economische indicatoren, maar ook op basis van onder andere het sterftecijfer bij kinderen en pasgeborenen in dat land.

Dit is logisch, aangezien de overleving van een kind bepalend is voor alles wat in zijn of haar leven volgt, maar het is in de eerste plaats ook een belangrijke ethische beslissing.

In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog zal UNICEF in Europa miljoenen kinderen helpen te overleven.

In de strijd tegen tuberculose, wat in de jaren 40 een gevaar vormde voor vele kinderen, zette UNICEF al snel de eerste vaccinatiecampagnes in zijn geschiedenis op. Dit was toen een enorme uitdaging.

"Wat ik in 1947 voor mijn lens zag gebeuren: in de buurt van de Akropolis in Athene waren Deense verpleegsters en dokters bezig duizenden Griekse kinderen te vaccineren tegen tuberculose. De massale inspanning werd geleid door UNICEF en het Scandinavische Rode Kruis, in samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Ik heb ook 50 artsen en verpleegkundigen aan het werk gezien in Polen en Hongarije. Alleen al in deze twee landen werden bijna 3 miljoen kinderen onderzocht en behandeld." - David Seymour, medeoprichter van het Magnum fotoagentschap.

© UNICEF/Weaver

Toen de internationale tuberculose-vaccinatiecampagne officieel werd afgerond in juni 1951, waren zo'n 1.000 gezondheidswerkers erin geslaagd om meer dan 30 miljoen kinderen te screenen op tuberculose en meer dan 14 miljoen kinderen in 23 landen te vaccineren.

Aan het eind van de jaren 1940 leed ongeveer één op de drie kinderen aan rachitis, een stoornis van de botvorming bij kinderen, en als gevolg daarvan aan een ernstige groeiachterstand. Dit probleem, veroorzaakt door een tekort aan vitamine D, kon gemakkelijk verholpen worden door kinderen dagelijks een dosis levertraan te geven.

Noorwegen, Canada en Nieuw-Zeeland leverden duizenden vaten levertraan in het kader van hun overheidsbijdrage aan UNICEF. De behandeling van drie kinderen gedurende drie maanden kostte slechts $1.

Tussen 1948 en 1950 kregen meer dan een miljoen Duitse kinderen regelmatig een dosis levertraan, het "wonderelixer" tegen rachitis. ©UNICEF/UNI281448

Ondertussen kregen in Griekenland 280.000 zwangere vrouwen en kinderen onder de zes jaar levertraan, maar ook melk en voedsel. De meesten van hen leefden in vluchtelingenkampen die tijdens de Griekse burgeroorlog waren opgezet.

Van de naar schatting 20 tot 30 miljoen kinderen die in 1946 gevaar liepen op ondervoeding, slaagde UNICEF erin er meer dan 5 miljoen te bereiken. Van 1947 tot 1951 verdeelde de organisatie meer dan 200 miljoen kilogram melkpoeder - genoeg om 6.4 miljard bekers melk te vullen en meer dan 5 miljoen kinderen te voeden.

Aan het einde van de jaren 1940 besloot Martha Elliot, UNICEF's hoofdadviseur op vlak van gezondheidszorg, om grote hoeveelheden katoenen stoffen - ter waarde van 8,5 miljoen pond - aan de Europese regeringen te geven. Deze stoffen waren nodig voor het maken van kleren, dekens en andere babybenodigdheden. Alleen al in Polen werden 400.000 setjes babykleertjes gemaakt van UNICEF-katoen.

©UNICEF/UNI142416

In april 1950 werden meer dan 661.000 luiers gemaakt en uitgedeeld aan Tsjechoslowaakse moeders. Elk Tsjechoslowaaks kind kreeg een set, samengebonden met een lint met het UNICEF-logo.

In heel Europa kregen meer dan een miljoen kinderen luiers, kleren en dekens van katoen en wol die UNICEF ter beschikking had gesteld.

Het was dankzij UNICEF en zijn partners dat het naoorlogse Europa de grootste humanitaire en gezondheidscrisis uit zijn geschiedenis te boven kwam. Het inspireert ons werk tot op vandaag, nu de COVID-19-pandemie de wereld in zijn greep heeft. UNICEF zet zich opnieuw in om de rol te vervullen die ons destijds in staat stelde de wat sommigen omschreven als een onoverkomelijke wereldwijde uitdaging voor kinderen te boven komen.