Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), beter bekend als het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, is een internationaal verdrag dat in 1989 werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het verdrag werd de eerste internationale tekst waarin de rechten van het kind werden erkend en het werd ook het meest aangenomen mensenrechtenverdrag in de geschiedenis: 197 staten in totaal, alleen de Verenigde Staten ontbraken op de lijst.
Vier leidende principes:
- Non-discriminatie (artikel 2)
- Het belang van het kind (artikel 3)
- Het recht om te leven, te overleven en zich te ontwikkelen (artikel 6)
- Respect voor de mening van het kind (artikel 12)
Kinderrechten, onderverdeeld in vier categorieën:
- Het recht om te overleven
- Het recht op ontwikkeling
- Het recht op bescherming
- Het recht op participatie
Deze laatste categorie is vernieuwend voor die tijd wanneer het verdrag werd geratificeerd (20 november 1989). Het geeft kinderen immers het recht zich te uiten, hun mening te geven en hun visie te geven op alle zaken die hen rechtstreeks aangaan en aanbelangen.
Opgemerkt moet worden dat er drie optionele protocollen aan de hoofdtekst zijn toegevoegd: het eerste betreft de bescherming van kinderen tegen rekrutering in gewapende conflicten, het tweede heeft betrekking op kinderhandel (dwangarbeid, illegale adoptie, orgaandonatie, prostitutie, pornografie, etc.) en het derde definieert de procedure waarmee elk kind een klacht over een schending van zijn of haar rechten kan indienen bij het VN-Comité voor de Rechten van het Kind, wanneer alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.
54 artikelen
Artikel 1
De rechten zijn van toepassing op iedereen onder de 18 jaar.
Artikel 2
Alle kinderen hebben al deze rechten, om het even wie ze zijn, waar ze vandaan komen, wat hun ouders doen, welke taal ze spreken, wat hun religie of cultuur is, of ze nu een jongen of een meisje zijn, of ze een handicap hebben, rijk of arm zijn. Geen enkel kind mag oneerlijk worden behandeld op om het even welke basis.
Artikel 3
Alle volwassenen moeten ten allen tijde doen wat het beste is voor kinderen. Als volwassenen beslissingen nemen, moeten ze nadenken welke invloed deze beslissing op kinderen zal hebben.
Artikel 4
Regeringen moeten alle beschikbare middelen inzetten om alle rechten in het verdrag uit te voeren.
Artikel 5
Regeringen moeten de rechten en verantwoordelijkheden van families respecteren om hun kinderen te begeleiden zodat ze, als ze opgroeien, hun rechten goed leren te gebruiken.
Artikel 6
Ieder kind heeft recht op leven, om te overleven en zich te ontwikkelen.
Artikel 7
Kinderen hebben recht op een naam, en deze moet officieel worden erkend door de regering. Ze hebben het recht op een nationaliteit (om toe te behoren tot een land).
Artikel 8
Kinderen hebben recht op een identiteit – een officiële registratie van wie ze zijn. Niemand mag hen deze identiteit ontnemen.
Artikel 9
Kinderen mogen niet gescheiden worden van hun ouders tenzij het voor hun eigen bestwil is. Kinderen waarvan de ouders zijn gescheiden moeten in contact blijven met beide ouders, tenzij dit het kind schade zou berokkenen.
Artikel 10
Als een kind in een ander land woont dan zijn ouders, heeft het kind het recht samen te zijn met hen op dezelfde plaats.
Artikel 11
Regeringen moeten ervoor zorgen dat kinderen niet illegaal uit hun land worden gehaald.
Artikel 12
Kinderen hebben het recht hun mening te geven, dat volwassenen naar hen luisteren en dat ze ernstig worden genomen.
Artikel 13
Kinderen hebben het recht op informatie en om hun mening te delen met anderen, op de manier die ze verkiezen, door te praten, tekenen of schrijven of op om het even welke andere manier, tenzij dit andere mensen schade toebrengt.
Artikel 14
Kinderen hebben het recht hun eigen religie en overtuigingen te kiezen. Hun ouders moeten hen een leidraad geven over wat goed is en verkeerd, en wat het beste is voor hen.
Artikel 15
Kinderen hebben het recht hun eigen vrienden te kiezen, zich aan te sluiten bij een groep of er zelf een op te richten, zo lang dit niemand anders schaadt.
Artikel 16
Kinderen hebben recht op privacy.
Artikel 17
Kinderen hebben het recht om informatie te krijgen die belangrijk is voor hun welzijn, via de radio, krant, boeken, computers en andere bronnen. Volwassenen moeten ervoor zorgen dat de informatie die ze krijgen niet schadelijk is, en hen helpen de informatie de ze nodig hebben te vinden en begrijpen.
Artikel 18
Kinderen hebben het recht opgevoed te worden door hun ouder(s) indien mogelijk. Regeringen moeten ouders helpen door diensten te voorzien om hen te ondersteunen, vooral indien beide ouders werken.
Artikel 19
Regeringen moeten ervoor zorgen dat er goed voor kinderen wordt gezorgd en hen beschermen tegen geweld, misbruik en verwaarlozing door diegene die voor hen zorgt.
Artikel 20
Kinderen hebben het recht op bijzondere zorg en hulp als ze niet bij hun ouders kunnen wonen.
Artikel 21
Als kinderen geadopteerd zijn, is de eerste bekommernis wat het beste is voor hen.
Artikel 22
Kinderen hebben het recht op speciale bescherming en hulp als ze op de vlucht zijn, naast alle andere rechten uit dit verdrag.
Artikel 23
Kinderen hebben het recht op buitengewoon onderwijs en zorg als ze een handicap hebben, naast alle andere rechten uit dit verdrag, zodat kinderen een behoorlijk leven kunnen leiden.
Artikel 24
Kinderen hebben het recht op de best mogelijke gezondheidszorg, veilig water om te drinken, voedzame maaltijden, een nette en veilige omgeving, en informatie om hen te helpen gezond te blijven.
Artikel 25
Kinderen in de pleegzorg of in andere situaties weg van huis, hebben er recht op dat hun leefsituaties regelmatig worden bekeken om te zien of ze het meest geschikt zijn.
Artikel 26
Regeringen moeten extra budget voorzien voor kinderen uit arme families.
Artikel 27
Kinderen hebben recht op voedsel, kledij en een veilige plaats om te wonen en dat aan hun fysieke en mentale basisbehoeften wordt voldaan. Regeringen moeten families en kinderen helpen die zich dit niet kunnen veroorloven.
Artikel 28
Kinderen hebben recht op onderwijs. Discipline op school moet de waardigheid van kinderen respecteren. Basisonderwijs voor kinderen moet gratis zijn. Kinderen moeten aangemoedigd worden naar school te gaan tot de hoogst mogelijke graad.
Artikel 29
Het onderwijs van kinderen moet hen helpen hun talenten en vaardigheden te gebruiken en ontwikkelen. Het moet hen ook helpen om de rechten van anderen te respecteren, in vrede te leven en het milieu te beschermen.
Artikel 30
Kinderen hebben het recht op hun eigen cultuur, taal en godsdienst — zelfs als deze niet worden gedeeld door de meerderheid van de mensen in het land waar ze leven.
Artikel 31
Kinderen hebben het recht te spelen, te rusten en zich te ontspannen en deel te nemen aan culturele en artistieke activiteiten.
Artikel 32
Kinderen hebben het recht op bescherming tegen werk dat hen schaadt, en schadelijk is voor hun gezondheid en onderwijs. Als ze werken, hebben ze het recht in veiligheid te zijn en eerlijk te worden betaald.
Artikel 33
Kinderen moeten beschermd worden tegen drugs en tegen drugshandel.
Artikel 34
Kinderen moeten beschermd worden tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting.
Artikel 35
Volwassenen moeten ervoor zorgen dat kinderen niet gekidnapt, verkocht of verhandeld worden.
Artikel 36
Kinderen hebben het recht op bescherming tegen om het even welke vorm van uitbuiting.
Artikel 37
Kinderen die de wet breken mogen niet gedood, gefolterd, wreed behandeld worden, voor altijd gevangen worden gezet, of in de gevangens worden geplaatst bij volwassenen. De gevangenis moet de laatste keuze zijn en dit voor de kortst mogelijke tijd. Kinderen in de gevangenis moeten juridische hulp krijgen en contact kunnen houden met hun familie.
Artikel 38
Kinderen hebben het recht op bescherming tegen oorlog. Kinderen mogen niet gedwongen worden in het leger te gaan of deel te nemen aan de oorlog.
Artikel 39
Kinderen hebben het recht op hulp als ze zijn gekwetst, verwaarloosd zijn of slecht behandeld zodat ze hun gezondheid en waardigheid kunnen terugvinden.
Artikel 40
Kinderen hebben het recht op juridische hulp en een eerlijke behandeling in een rechtssysteem dat hun rechten respecteert.
Artikel 41
Als de wetten van een land een betere bescherming bieden van de kinderrechten dan de artikels in dit verdrag dan gelden deze wetten.
Artikel 42
Kinderen hebben het recht hun rechten te kennen. Volwassenen moeten deze rechten kennen en kinderen helpen ze aan te leren.
Artikel 43 tot en met artikel 54
Regeringen en internationale organisaties zoals UNICEF werken om ervoor te zorgen dat de rechten van alle kinderen worden gerespecteerd.